Windbelasting

Windbelasting op het groendak en/of dakbedekkingsconstructie

Optigrün kan conform de DIN EN 1991-1-4 (mit NA) "Windbelastingn"  een windbelastingsberekening maken om te bepalen of het groendak als ballastlaag kan dienen bij losliggende dakbedekking of omkeerdaken. Daarnaast bepaald de windbelastingsberekening de type vegetatie bij aanbrengen, zoals plugplanten, stekjes of vegetatiematten.

Windbelasting

Bij potentiele windgevoelige daken dienen de volgende maatregelen in acht te worden genomen: Grind- en/of tegelstroken in rand- en hoekgedeelten. Extreem hoge gebouwen worden aanvullend voorzien van met grind gevulde grasroosters/grasbetonstenen tegen wegwaaien van het oppervlak. Afhankelijk van het project zal vooral aan randen en in hoekgedeelten van de begroeiing het toepassen van tegels en vegetatiematten noodzakelijk zijn. In de binnen gelegen gebieden H en I is het doorgaans voldoende om het oppervlak als „beveiligd tegen wegwaaien“ vorm te geven door middel van inplant met plugplanten, stekjes en/of hydroseeding. 

Winderosie

Een groendak moet niet alleen zwaar genoeg zijn als ballastlaag maar ook voldoende bestand zijn tegen winderosie. Het nog losliggende substraat direct na aanleg kan 'afpellen' waardoor het eindelijke ballastgewicht ook afneemt en daardoor niet meer windzeker is. Omdat de Optigrün extensieve dakbegroeiingssysteem in een windkanaal en in een drukkist getest zijn conform de DIN norm kunnen wij een windbelastingsberekening maken die zowel rekening houdt met het ballastgewicht als met het 'afpel' winderosie effect. Daken tot 3 graden helling zijn losliggend te ballasten met een groendak mits de ballast aantoonbaar blijft liggen.